Dicteerguerilla (Maarten en ik)

‘Probeer eerst goed te luisteren naar de zin, zonder mee te schrijven. Pas als ik de zin één keer in z´n geheel heb voorgelezen pak je je pen en schrijf je mee. Dus ik herhaal, luister eerst goed naar de hele zin en pak dan pas je pen en schrijf mee. Want dan lees ik ´m nog twee keer voor, woord voor woord.

Meester Mogezomp had een aangeboren uitstraling. Meester Mogezomp? Daar luisterde je naar. Maar meester Mogezomp kon ons nog meer vertellen. Dictee op vrijdagmiddag betekende voor ons maar één ding: oorlog. Dan keken wij elkaar aan, jongetjes van twaalf. Naar links, naar rechts. En bogen wij ons over onze schriften alsof we de 100 meter gingen sprinten. Om bij het eerste woord uit de startblokken te springen en als bezetenen mee te schrijven op het leestempo van meester Mogezomp (die waarschijnlijk afkeurend nee zat te schudden, maar dat heb ik dus nooit kunnen zien).

Dictee was oorlog, de vijand heette: Maarten. Maarten won altijd. Maarten van Ladesteijn was in de regel nog eerder klaar met de zinnen dan meester Mogezomp met het voorlezen ervan. Maarten was altijd de eerste. Bij alles. Of het nou hoofdrekenen was, of dictee. Maarten was altijd de eerste die zijn pen neerlegde. Op dé manier zoals dat ooit zonder afspraak was afgesproken, te weten: zo hard mogelijk. Ik won het nooit van Maarten. Ik was zowel bij hoofdrekenen op donderdag als dictee op vrijdag de Joop Zoetemelk achter Maarten.

Ik liep altijd met Maarten naar school, hij woonde in de Chopin-, ik in de Beethovenstraat, dag in dag uit kwam hij mij ophalen. En op woensdag had mijn moeder oliebollen. En op vrijdagavond hadden we ons wekelijkse marteluurtje: blokfluitles. Maarten´s vader was gaaf. Die werkte bij een computerbedrijf. Of in ieder geval, hij had een computer. Het was in 1980 dat ik ‘m voor het eerst zag wapperen met een immens grote floppy disk, die in een computer verdween, een kleine Commodore. Maarten (nu 35) heeft met zijn broer Peter Jan (Peejee zal 38 zijn) een motorzaak in Arnhem. Tenminste als ie nog steeds hetzelfde doet als twaalf jaar geleden toen ik ´m voor het laatst weer zag. Elke week heb ik het wel een keer over ´m. Anekdotes over Maarten, ik kan er een boek over schrijven, dat weet ook Monique. Zou hij dat nou weten? Dat ik zo vaak aan ´m denk? Zou hij nou ook zo vaak nog aan mij denken? En het met zijn vriendin, of vrouw over mij hebben?

de eventguerrilla
Ik geloof dat ik een beetje nostalgisch afdwaal in de tijd. Wees niet bevreesd, ik wil nog wel degelijk proberen om als volwassen 30-plusser een punt te maken. Komtie: gisteren was ik bij de tweede editie van de Eventgame en hoorde een jurylid tijdens ´het woord is aan de jury’-onderdeel een parallel trekken naar mijn dictee guerrilla in de zesde: ‘Je hebt kort de tijd, je hebt maar drie uur om een evenement te bedenken, op papier te zetten en daarna te presenteren. Maar, als ik jullie één advies mag geven dan is dat: tel vaker tot tien voordat je ergens mee start, ga niet blind zo snel mogelijk aan de slag nadat je de opdracht hebt gekregen om een evenement aan te kleden. Ga niet meteen bezig met het verzamelen van middelen, met het voorstellen dat je dit of dat kunt gaan doen omdat dat zo leuk is. Wat mij opviel bij jullie, bij de meeste groepen tenminste, is dat er te kort en in ieder geval te weinig wordt nagedacht over wat je nou eigenlijk wilt communiceren, wat in dit geval je strategie is om voor het Rode Kruis tijdens de Nijmeegse Vierdaagse donateurs en vrijwilligers te werven. Ik kwam na een half uur bij een groep binnen die al volop bezig waren om het event aan te kleden! Dat is te snel. Dan weet ik dat er niet goed is nagedacht over de strategie. Dit onderdeel is cruciaal, overleg goed met elkaar wat je wilt bereiken en begin niet zo gespannen tegen de klok te racen. Hoewel drie uur natuurlijk veel te kort is moet je het vertrouwen hebben om met zo´n groep in drie uur iets goed te kunnen neerzetten.’

Het was gisteren dus weer net vrijdag dicteedag. Ik hoorde meester Mogezomp zeggen eerst vooral goed te luisteren naar de hele zin en pas dan mee te gaan schrijven. Maar – en dat houdt ons jong – de volwassen wereld verschilt gelukkig niet zo heel veel van de tijd van Maarten en Henk-Jan, jongetjes van twaalf die zich elke vrijdag in de dictee guerrilla stortten, gewapend met enkel een pen van het merk Bic, waarvan Maarten overigens in de vijfde de dop waar ie altijd op kauwde inslikte, bijna stikte en met ambulance naar het ziekenhuis werd vervoerd, daar vervolgens na een week weer uit kwam om als held te worden onthaald op het schoolplein. Dat was nog eens een evenement. Maarten, waarvan ik nog steeds denk dat ik zijn leven heb gered toen ie in het zwembad weer van me ging winnen met ‘wie het langst op de bodem kan blijven’ door pas op het allerlaatste moment af te zetten naar boven om zonder dattie het zag (want hij deed altijd zijn ogen dicht tegen het chloor) met z´n hoofd tegen en onder een drijvend vlot te komen. Ik heb ‘m gered, vond ik, ik duwde het vlot weg. Ik was de held, vond ik. Eén keer had ik gewonnen.

Mocht iemand Maarten in dit verhaal herkennen en weten waar hij uithangt, stuur me even een mailtje… ik heb twaalf jaar geleden beloofd dat ík de tweede lagere school reünie zou organiseren. (Inderdaad, hij was natuurlijk weer de eerste.)

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven