Woensdag overleden, vandaag wordt hij begraven. Cor Hölsken.
Ik kan me nog precies het moment herinneren dat ik deze foto nam. Of eigenlijk, ik weet nog dat Cor er helemaal stil zo bij ging zitten… Maak maar een portret van me, ik ben het waard. Het moet in 1991 zijn, in Beek-Ubbergen waar ik toen als student een kamer huurde.
Afgelopen donderdag was ik onderweg naar Amsterdam, ik reed over de A1 wat ik bijna nooit doe, ik kreeg ineens een sms’je met de tekst:
Ik wilde laten weten dat ik zonet een mail naar u gestuurd heb over het overlijden van cor de zwerver, vriendelijke groet, constanca
Ik ben verbaasd, en begin spontaan te vloeken (wat niet opmerkelijk is overigens). Cor is overleden.
Waar ik had verwacht dat hij al tien jaar dood zou zijn zie ik ineens dat de man naar wie ik jaren online gezocht heb (niet elke dag, week of maand) tot woensdag heeft geleefd. Waar ik altijd gehoopt had dat iemand eerder op zijn naam zou hebben geGoogled om bij mijn blog post over hem uit 2006 te komen, om mij vervolgens door te geven dat hij gezien was, of wat dan ook, krijg ik het bericht net na zijn overlijden. Omdat men dan naar nabestaanden en vrienden gaat zoeken. Ook online dus op Google.
Constanca is de dochter van Vincent, een man die ik morgen ga ontmoeten en die jaaaaren met Cor heeft opgetrokken, of hem als huisvriend over de vloer heeft gehad… want Constanca vertelde ook liefdevol over deze man die ze al jaren kende als huisvriend.
Cor wordt straks, om 11:00 uur begraven in Venray, prachtig in de natuur. Natuurbegraafplaats Weverslo. Waar deze man zijn hoofd al niet heeft neergelegd, veel mensen zouden gek worden, maar dit wordt de plek waar hij zal rusten. In zijn geliefde natuur. Zonder steen. Herinneringen zijn er genoeg.
Alles geregeld door Vincent, een kunstenaar uit Helmond, die waarschijnlijk hetzelfde met hem heeft gehad als ik. Vincent heeft de kist in elkaar getimmerd, heeft Cor in de kist gelegd en zijn 25 jaar oude dochter Constanca (pianiste, ook zo bijzonder) zei aan de telefoon te hopen dat er meer dan zes mensen komen. “Dan kunnen we tenminste de kist dragen.”
En daar word ik wel een beetje verdrietig van. Cor was een zwerver, een levensgenieter, de ultieme belichaming van pure vrijheidsdrang, een heel mooi mens met prachtige verhalen, een stoute jongensachtige stevige man die zware Van Nelle rookte, alleen alcohol dronk en gek was op vis uit blik. Deze man moet tegen de negentig jaar zijn geworden. Ik zal het vandaag vast horen.
Ik heb zoveel verhalen van hem gehoord, over zijn tijden op de grote vaart, in het vreemdelingenlegioen, Afrika, gevochten in Vietnam… deze man was een verhalenverteller, maakte prachtige Zwiebertje-achtige avonturen mee en leefde als Ramses Shaffy’s Laat me… Geen stuiver die hij spaarde, hij leefde van uur tot uur, maar heeft wel zijn eigen begrafenis betaald. Netjes, Cor.
Hieronder plak ik de blog post van 8 december 2006, een moment waarop ik weer eens aan ‘m moest denken en een oproep deed om in contact te komen met ‘m. Tot donderdag is dat niet gebeurd. Het is niet anders.
Bedankt. Fijne avond. WOOH! HEEL ERG BEDANKT!
Terwijl Kiki de bijlages van de nieuwe Elsevier – die van Dell en Djoser – aan het bewerken is bij Monique hiernaast me op de bank vertelt Monique over een mooi moment in haar week. Bij het station gaf ze een jonge dakloze geld (dat doen wij, niet altijd en niet alleen bij jonge daklozen). Bedankt en een fijne avond, zei de jongeman. Maar toen hij de trap naar beneden liep en keek wat hij in zijn handen had schreeuwde hij ‘WOOH! HEEL ERG BEDANKT!’
De jongen voelde geluk. Monique ook.
Dit doet me denken aan Cor. Begin jaren negentig (wat klinkt dat lang geleden) had ik nogal vaak een zwerver over mijn vloer. Letterlijk een zwerver, en letterlijk over mijn vloer.
Cor Hölsken uit Sittard, of Venlo dat weet ik niet meer. Cor was bewust zwerver (dus Sittard of Venlo maakt dan ook niet meer uit, de wereld was zijn woning). Hij had een postadres, kreeg een uitkering, fietste op een goede fiets met kar door Nederland, en als die gestolen was liep hij. En dan liep hij in een dag en nacht van Eindhoven naar Nijmegen. Hij liep en liep.
Hij liep zelfs de Nijmeegse vierdaagse nog een keer. Hij kreeg geen medaille, hij deed voor de lol mee, voor de mensen. En meer, daarover later. Cor rookte zware shag, dronk jenever en at uit blik. Niet het dieet om gezond oud mee te worden. Maar dat was niet aan ‘m te zien. Hij had, of heeft, de ogen van Toon Hermans, en de charme en ondeugendheid van Zwiebertje. Cor was Zwiebertje, Toon Hermans en Ramses Shaffy in één persoon. Cor was een oude grote kapitein. Hij had alle wereldzeeën bevaren, dat vertelde hij graag, had in het Vreemdelingenlegioen gediend, dat vertelde hij soms, ging op een moment naar Nederland terug en kreeg een dak boven zijn hoofd. Voor het eerst sinds lange tijd. Dat ging, naar eigen zeggen, niet goed. Een dak boven zijn hoofd, een huis op één plek, dat was niets voor Cor. Cor verpieterde en vertrok. Trok verder de wereld in. Lopend.
En ik kwam ‘m tegen.
Op een koude oktoberavond in 91. Ik had net een kamer gehuurd als student in mijn nieuwe stad Nijmegen, maar had alleen de sleutels nog niet. Ik kon niet blijven slapen bij nieuwe vriendinnen, want die hadden net hun vriendjes op bezoek. Na een zwerftocht op zoek naar een slaapplek, lopend door de koude stad en kijkend bij mensen naar binnen, zag ik voor de gesloten loketten van het station een grote man staan, dikke blauwe (militaire-achtige) jas aan en legerkistjes, maar dan van een echt robuust soort (te koop bij Nijmeegs Jopie, waar hij alles kocht op kledinggebied).
‘Weet u misschien waar het Leger des Heils is?’ vroeg ik aan hem. Nee, maar ik weet wel waar het warm is. En toen begon onze nacht in Nijmegen. De nacht dat ik met Cor een kroegentocht begon, eerst bij de Fiets pinda’s pellen, toen die dicht ging naar Bar Life en daarna in de Shoarmatent daarnaast gegeten. Ik had om half negen college, maar had die nacht meer geleerd van het leven dan op welke oplelding dan ook. We hebben alleen maar gepraat, gepraat, gepraat. En geschreven. Ik dan.
Hij gaf mij zijn Russische muts (met vossenstaart) als bedankje, die accepteerde ik meteen. Ik had de nacht betaald, had Cor te eten gegeven en ‘m op de trein gezet naar Eindhoven (waar hij naar toe moest). Nog jaren, met kerst, of als ik ‘m gewoon zag zitten bij het station nam ik ‘m mee en kon hij blijven slapen. Hij sliep op de grond, wilde geen matras, wel een slaapzak (van ‘m zelf), werd van tijd tot tijd wakker om mijn kamer te vullen met zware shagrook (ik rookte toen ook niet weinig, dus dat was geen punt) en een slokje jenever (kan ook goedkope Bacardi zijn geweest, of Martini Rosso maar dan van een goedkoper merk).
De laatste keer dat ik ‘m tegenkwam liet hij me een foto zien van een klein meisje. “Mijn meisje.” Cor had tijdens de Vierdaagse een gezonde Duitse meid ontmoet en ja dan gebeuren wel eens dingen. Cor liep inmiddels tegen de zeventig. Een man van diepe dalen en (dus) het grote genieten.
Ik zoek even een foto, maar ben bang dat ik die niet meer heb.
(Mocht iemand weten of Cor Hölsken nog leeft, en nu via zijn naam in Google op deze site terecht zijn gekomen, let me know…)